Kramer
m. (-s), man die koopwaren uit een kraam verkoopt, die met een stalletje op de openbare weg staat; thans inz. iem. die van huis tot huis gaat om zijn waren te venten.
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-s), man die koopwaren uit een kraam verkoopt, die met een stalletje op de openbare weg staat; thans inz. iem. die van huis tot huis gaat om zijn waren te venten.
Wiktionary (2019)
kramer - Zelfstandignaamwoord
1. (beroep) iemand die op de markt of langs de deur goederen verkoopt (venter)
♢ Daar stond er een kramer en jood op de markt
Met 'n aangezicht, net als 'nen neger zoo zwartDe wensch van den kramer
[http://www.liederenbank.nl/bronpresentatie.php?zoek=1004068&lan...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)
Cornelis Pieters, privaatdocent Frans (Ried 16.9.1882—Lwd. 11.6.1955). Schreef o.a. : Gysbert Japiox as oersetter en biwirker (Assen 1943). Zie: Repert-, 99.
Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)
rondtrekkende kleinhandelaar 1 Kon. 10 : 15; 2 Kron. 9 : 14; Neh. 13 : 20; zij moeten schatting er voor aan de vorst geven. Zulke rondtrekkende handelaars komen ook nu nog voor, b.v. bij de Bedoeienen en fellahs in Arabia Petraea.
M. J. Koenen's (1937)
m. -s; koopman, die de kermissen bereist met een kraam, met een stalletje aan de openbare weg staat; venter, marskramer.
Jozef Verschueren (1930)
(kra:mər) m. (-s) 1 .Eig. hij die in een kraam waren verkoopt. Syn.→ handelaar. 2.Uitbr a. Algm. kleinhandelaar. b.Inz. hij die van huis tot huis gaat om zijn waren te venten : een doorsturen; twee -s kennen elkaar wel, de ene koopman zal zich door de andere niet laten beetnemen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: