kool, groentesoort
v./m. (-kolen), 1. →Brassica, tuinbouwgewas, m.n. variëteiten van Brassica oleracea en B. napus: een veld met —; (zegsw.) groeien als — (van kinderen), zeer hard groeien; — planten, ambteloos of teruggetrokken leven (e); 2. het bovengrondse deel van de kool, vooral zoals het, afgesneden, als groente in de handel komt: t...