Kluit
v. (-en), 1. onregelmatig stuk van een samenhangende massa, klomp, klont, brok: een kluit zeep, deeg, kalk; — in ’t bijz. van aarde, klei enz. en vand. zonder nadere toevoeging voor stuk, brok aarde: met de egge worden de kluiten op het land fijngemaakt; met kluiten gooien; — (zegsw.) hij is flink uit de kl...