Wat is de betekenis van Kluft?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kluft

v. (-en), 1. (gew.) troep of vlucht vogels; 2. (gew.) buurt, wijk van een stad of kerspel, oorspr. met het oog op rechts- of waterstaatsbelangen e.d.; 3.afhellende schuinte, op- of afrit; 4. driehoekige uitlating in de gehele dikte van een stuk hout of ijzer ter opneming van een ander stuk, waarvan de punt ook kluft genoemd wordt; 5. (dic...

2025-07-24
Nieuwe encyclopedie van Fryslân

Meindert Schroor PhH (2016)

Kluft

Ook klucht of kloft. Deel van een groter dorp, waarbinnen burenplicht gold. Het woord is met name in gebruik geweest in Kollumerland c.a., wat aan een zekere oriëntatie op Groningen valt toe te schrijven. Werd incidenteel in namen gebruikt.Zie: FN 7 (1987) 243; Ter Laan, K., Nieuw Groninger Woordenboek(1952) 410-411; Dijken Waterschapsrecht 980-983...

2025-07-24
Molenwoordenboek

B.D. Poppen (2000)

Kluft

Wigvormige klampen aan de voorzoom, op de hekkens aangebrachte ondersteuningen van de bordzijde van de roed, om het windbord te steunen.

2025-07-24
Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Kluft

Kleinste organisatie-eenheid van het Friese kustgebied. Zij kwam zowel voor op het platteland als in de stad Groningen. De stad was in de Middeleeuwen verdeeld in vier of zes kluften. De oudste vermelding dateert uit 1246: de Utinge- en Vestercluch. Daarnaast worden de Asselinge (1300), de Oostercluft (1405), de Gaddinge- (1422) en Gelkingekluft ge...

2025-07-24
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Kluft

(volksk. ) De k. of klucht is de Groninger naam voor een deel van het dorp; in het Oldambt spreekt men van de gilde. De buren, die een k. bewoonden, stonden elkander bij in nood en dood. De k. werd bestuurd door een olderman, die na een jaar opgevolgd werd door de jongerman. In de k. heerste een strenge kluftsorde: de beide noaste noabers naaste bu...

2025-07-24
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Kluft

1. Klüfte: kloof. 2. costuum; in feiner Kluft, fijn gekloft.

2025-07-24
Woordenboek voor praktische kennis

Dr. L.M. Metz (1937)

Kluft

Brughelling, oprit tegen een dijk (in Noord-Holland). In Zeeland spreekt men van oprel (fr. appareil), of van opril.

2025-07-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

kluft

v./m. (en), 1. afhellende schuinte, opof afrit; 2. (scheepsbouw), (ook: klucht), driehoekige uitlating in de gehele dikte van een stuk hout of ijzer ter opneming van een ander stuk, waarvan de punt ook kluft genoemd wordt; 3. (dicht.) kloof, spelonk.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-24
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

kluft

kluft - v., keep, kloof, buurt, wijk; afhellende schuinte; een troep (patrijzen bijv.), of kudde (schapen).