kief, kif
1) (1980+) (jeugd) om waardeloosheid uit te drukken. • (Hans Heestermans in Onze Taal, april 1987) 2) (1957) (drugs) marihuana uit Noord-Afrika. Van het Arabische woord kayf. Minder frequent is: keef. Zie ook: kiffen*. • Hij herkende de Amerikaanse muziek, die uit de juke-boxes kwam en hij had zijn kennissen zien roken a...