kapsonesbak, kapsonesgast, kapsones- lijer, kapsonesmadam, kapsonesmaker, kapsonesmannetje, kapsonestrut, kapsoneswijf
opschepper, opschepster. Het Bargoense woord kapsones gaat terug op het Hebreeuws ga-awtanoet: overdreven gevoel van eigenwaarde; hoogmoed. Mogelijk ook onder invloed van kapsies (maken): tegenstribbelen. Reeds bij Henke: Die heeft altoos zo’n kapsones over z’n lijf.Nadoen, kapsjoneslijer! (Willem van Iependaal, Lord Zeepsop, 1937) Moe...