Wat is de betekenis van Lijer?

2025-07-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

lijer

1) (1964) (Barg.) lichaam, lijf: 'hij heeft een klap voor z'n lijer gehad.' Ook in de schrijfwijze 'leier'. • Corrita kwam binnen met haar vriendin, en dat was ook al een stoot. ’n Heel mollige meid, met ’n lief gezicht en een erg mooi lijer. (Jan Cremer: Ik Jan Cremer. 1964) • Hij ramde de naald in een dik opgezwollen ader...

2025-07-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

lijer

lijer - Zelfstandignaamwoord 1. (informeel) lijder (meestal gebruikt als scheldwoord) houd je bek, lijer, sprak hij woest

2025-07-24
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Lijer

(Bargoens) gemeen, verachtelijk persoon. Verkorting van bloedlijer of afkomstig van het werkwoord lijden. Zukke bijtspijkers had die lijer in z’n snajem! (Willem van Iependaal, Polletje Piekhaar, 1935) ‘Lijer!’ zei Leentje. (Jacques Post, De meimoorden, 1983) Kom ik die lijer tegen, het enige wat hij tegen me zegt is: ben je naa...

2025-07-24
Prisma Fries Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)