Inwonen
(woonde in, heeft ingewoond), alleen in bij iem. inwonen, bij hem gehuisvest zijn, hetzij als kostganger of als medelid van liet gezin: zijn moeder woont bij hem in.
Van Dale Uitgevers (1950)
(woonde in, heeft ingewoond), alleen in bij iem. inwonen, bij hem gehuisvest zijn, hetzij als kostganger of als medelid van liet gezin: zijn moeder woont bij hem in.
Muiswerk Educatief (2017)
inwonen - regelmatig werkwoord uitspraak: in-wo-nen 1. in hetzelfde huis wonen ♢ zij wonen in bij haar ouders Regelmatig werkwoord: in-wo-nen ik woon in (... ik inwoon) jij/u woon...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Jozef Verschueren (1930)
('in) (woonde in, heeft ingewoond) 1. in een zekere plaats wonen : de -de vreemdelingen. 2. in huis wonen : bij iemand -.
F.W. Grosheide (1926)
Behalve in den gewonen zin, gebruikt de Heilige Schrift dit woord in een geestelijken zin. Paulus spreekt in 2 Cor. 5:8, 9 van het inwonen bij den Heere, hetgeen ziet op de eindelijke vereeniging van den geloovige met Christus in de heerlijkheid van het eeuwige leven. Deze uitdrukking staat in verband met wat Paulus op een andere plaats zegt, &bdqu...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(woonde in, heeft ingewoond), alleen in bij iemand -, bij hem gehuisvest zijn, m.n. als kostganger of als medelid van het gezin: zijn moeder woont bij hem in; ook als onderhuurder.
J.H. van Dale (1898)
INWONEN, (woonde in, heeft ingewoond), in zekere plaats wonen; bij iem. gehuisvest zijn: zijne moeder woont bij hem in; (godg.) de inwonende genade (zooals men bij den heiligen doop ontvangt); eene inwonende (aanklevende) zonde. INWONING, v. het inwonen : kost en inwoning, voeding en huisvesting.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: