Wat is de betekenis van Hoef?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hoef

m. (hoeven), 1. hoornachtige massa aan het einde van de voet bij een orde van viervoetige dieren: gespleten en ongespleten hoeven ; een platte, een weke hoef; — inz. de hoornschoen van het paard: het ios sloeg met de hoeven op de grond ; een ver verwijderd geluid van hoeven; 2. hoefijzer ; — hoefmagne...

2025-07-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

hoef

hoef - zelfstandig naamwoord 1. onderste deel van de poot van een koe, geit, enz. dat uit hoorn bestaat ♢ de hoeven van het paard zijn afgesleten Zelfstandig naamwoord: hoef de hoef de hoeven ...

2025-07-25
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Hoef

een oud slangwoord voor ‘voet en in die zin voorkomende in verscheidene slanguitdr.: 1 door zijn hoeven gaan,jeugdtaal jaren tachtig voor ‘in extase raken’. De volgende opdracht ‘dagdromen zonder je schuldig te voelen’, lukte al helemaaaal niet. En bij die laatste ging-ie door z’n hoeven. (Jan Eilander: Altijd te laat, 1992) Toen ik Gary Glitter...

2025-07-25
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

hoef

hoef - Een hoornachtig omhulsel dat de uiteinden beschermt van de tenen van bepaalde dieren zoals paarden en herten.

2025-07-25
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Hoef

een uit hoorn bestaande, beschermende laag die bij hoefdieren het eindlid der tenen omgeeft: een soort natuurlijke schoen. Bij het paard wordt hij met een hoefijzer beslagen. De zogenaamde herkauwerhoef vormt, gezien zijn vorm, een overgang van klauw naar paardehoef.

2025-07-25
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Hoef

Dit is een, in bouw enigermate afwijkend, gedeelte van de huid, dat zich aan het ondereinde van de ledematen der éénhoevigen (paard, ezel, zebra) bevindt. Bij de twee- en vierhoevigen (rund, geit, schaap, varken) spreekt men altijd van klauwen, ofschoon deze volkomen met h. zijn te vergelijken. Bouw. Evenals bij de huid kunnen we oo...

2025-07-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Hoef

s., hoef, hoech, hoof; (van varken), skuontsje (it), slúfke (it).

2025-07-25
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Hoef

hoornschoen met alle daarbinnen gelegen delen bij het paard*.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-25
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

HOEF

noemt men de hoornschoen met alle delen, die daarbinnen zijn gelegen. Zoals bekend, lopen de dieren op de uiteinden van hun tenen, terwijl de naam hoef eigenlijk alleen gebruikelijk is bij de eenhoevigen, die slechts één geslacht vormen: het paard. Bij de herkauwers of tweehoevigen en bij de veelhoevigen wordt in de regel niet van hoe...