hiero, hierzo
(19e eeuw) (inf.) hier. Vgl. daar(z)o*. • Hierzoo: hier, op de vraag: woar bistoe? (of: woar bin ie?) = waar zijt gij? – Ook zooveel als: kom hier! bv. tegen een hond. – En in den uitdroep: och! hierzoo - - - : och! hoe heet hij nu ook maar – Vgl.: doarzoo: daar; woarzoo?: waar? (Zij worden ook elders gehoord.) (H. Molema: W...