Wat is de betekenis van Hic?

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hic

(Lat.), hier ; ook ter aanduiding van een belangrijke plaats of een kwestie ; — hic et nunc, hier en nu, d.i. onmiddellijk, op staanden voet (b.v. bij het stellen van een categorische eis); — hic et ubique, hier en overal.

2025-07-23
Afkortingenlijst Vlaanderen

Team taaladvies (2020)

HIC

Hydrologisch Informatiecentrum

2025-07-23
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Hic

hier

2025-07-23
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Hic

voilà le hic, daar zit de knoop.

2025-07-23
Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Hic

I. hīc (ĭ), haec, hōc, pron. demonstr. 1. in ‘t alg., deze, dit. | plur., haec praegn. = deze stad of staat, haec delere, Cic., ook = de hele zichtbare wereld, Cic. | hoc . . . quo of quo . . . hoc, bij comparatieven = zoveel te . . . als, hoe . . . des te, Cic., en alleen hoc m. volgend quo...

2025-07-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

hic

[Lat.], bw., hier; ook aanduiding van een belangrijke plaats of kwestie.

2025-07-23
Prisma Latijn Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-23
Prisma Latijn Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-23
Woordenboek Turks-Nederlands

MEHMET KIRIŞ (2024)