gebrekkig, bn. en bw. (-er, -st)
1. (van mensen of dieren) met één of meer gebreken of lichamelijke ongemakken behept; mismaakt: een — mens; een — paard; 2. (van werktuigen, toestellen, machines enz.) een of meer gebreken, onvolkomenheden of fouten hebbend: een — toestel; (van onstoff. zaken) onvolkomen, onvolmaakt, onvolledig: een — betoog; e...