Wat is de betekenis van Gammer?

2025-07-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

gammer

1) (1864) (Barg.) (< Hebr.) domoor; domkop. In toneelkringen ook gebruikt voor een toejuiching van iets dat artiesten lelijk vinden. Ook wel: gamoor. • David je bent een gammor geweest; wat heb je aan die twee papiertjes? (Justus van Maurik: Uit één pen. Novellen en schetsen.1886) • Gammer, (n.hebr.), (hebr. ga mor ezel;...

2025-07-25
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

gammer

domoor, ezel In 1864 voor het eerst aangetroffen, in een literaire tekst. In 1916 door J.G.M. Moormann te Goor in Overijssel opgetekend uit de mond van twee paardenverkopers. E.G. van Bolhuis vermeldde in 1937 in De Gabbertaal als vormvariant gammor, en als samenstelling gammerkop voor ‘dwaas, idioot, domkop’. ‘In het rijke en...

2025-07-25
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

gammer

(< Jidd. chammer, domoor < Hebr. chamour), domoor, ezel, domkop: Het vorderde eenigen tijd eer ik (op school in de Plantage) het arsenaal van mijn Pijpsche scheldwoorden had verrijkt met (joodsche) liefelijkheden als: verschwarsternar, gammer, frotter hourik, mesjoggene hond en andere germanismen, BAKKER1 75.

2025-07-25
Marc De Coster

Marc de Coster (2007)

Gammer

Gammer - publieksbijval voor iets dat volgens de acteur lelijk is. Toneelkringen.

2025-07-25
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Gammer

[Hebr. gammor] (Barg) ezelskop, stommerik.

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gammer

m. -s (Hebr. gammor: ezel, domoor): dezelfde shawls liggen bij den gammer aan de overkant voor 12 gld.!