Wat is de betekenis van Fructose?

v., (scheik.) vruchtensuiker, een monosaccharide met zes koolstofatomen.

fructose - Zelfstandignaamwoord 1. (voeding) (scheikunde) bepaalde suiker die veel in zoete vruchten voorkomt, vruchtensuiker of levulose ♢ Fructose leidt niet tot een toename van insuline en en evenmin tot een verhoging van het leptinehormoon (eetlustremmend hormoon) wat weer kan leiden tot overgewich...

Fructose wordt ook wel vruchtensuiker, fruitsuiker of laevulose genoemd. Het komt van nature (in kleine hoeveelheden) voor in fruit en honing. In een portie kersen zit zo'n 1-2 gram fructose. In een appel en een sinaasappel tussen de 5 en 10 gram. Een stukje chocolade van 100 gram bevat al gauw zo'n 15 gram fructose.

[v. Lat. fructus = vrucht] vruchtesuiker, C6H1206.

vruchtesuiker

vruchtesuiker, ketohexose, C6H12O6. Komt voor o.a. in vruchten en is in rietsuiker gebonden aan glucose.

vruchtensuiker

laevulose, vruchtensuiker, een in alle zoete vruchten aanwezig monosaccharide, een isomeer van glucose-.

(= laevulose = vruchtensuiker) is een enkelvoudig koolhydraat met de formule C6H12O6. Het is een kleurloze kristallijne stof, zoeter dan glucose, smp. 105oC, goed oplosbaar in water, enigszins in alcohol, weinig in aether. de linksdraaiende vorm van f. komt voor in vruchten, bladeren, wortels en in honig, de rechtsdraaiende vorm vindt men niet in d...