Fries (taal)
1) bn., van, uit Friesland, van de Friezen: de Friese taal; er zit een Friese kop op, hij is zeer stijfhoofdig; (krijgskunde) Friese ruiters, vier-, zesof achthoekige balken van 2-3 m lengte, met ijzeren of houten pennen, die dienen om ingangen te versperren; — groen, bepaalde verfstof; Friese steen, gele baksteen van Friese klei; — bon...