Wat is de betekenis van Fles?

v. (-sen), 1. langwerpig, meestal glazen vat, gewoonlijk met cylindervormige buik en nauwe hals, dienende om vloeistoffen in op te nemen: een bak met lege flessen; een vierkante fles van groen glas; een fles melk ; — een stalen fles met zuurstof, flesvormige cylinder met zuurstof onder hoge druk; vgl. verder wij...

(1962) (Vlaanderen, prostitutie) aantal jaren dat men de prostitutie beoefent. • Een beroepsprostituée, met enkele jaren 'fles', zoals dat in het milieu wordt gezegd, kan onmogelijk een minimum van orde houden in haar gedachtenwereld. (Louis de Lentdecker: Zware jongens, lichte meisjes. 1962)

fles - Zelfstandignaamwoord 1. een langgerekt, cilindrisch en meestal van glas vervaardigd vat met een nauwe hals die met een dop of kurk af te sluiten is ♢ Deze fles bevat bijna een liter wijn. fles - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flessen ...

aantal jaren dat men de prostitutie beoefent. Vlaams. Een beroepsprostituée, met enkele jaren fles, zoals dat in het milieu wordt gezegd, kan onmogelijk een minimum van orde houden in haar gedachtenwereld. - Louis de Lentdecker, Zware jongens, lichte meisjes (1962) ​

fles - zelfstandig naamwoord 1. hol voorwerp met brede buik, meestal van glas ♢ ik heb een fles wijn gekocht 1. hij drinkt een fles jenever per dag [de inhoud van een fles jenever] ...

(de, -sen) - bier/wijn op flessen trekken, bottelen. - iemand op flessen trekken, beetnemen, bedriegen.

Een gebroken fles symboliseert het feit dat glas net zo breekbaar is als geluk. Degene die uit een intacte fles drinkt, kan dus met volle teugen van het geluk genieten, waarbij echter hetgeen wordt gedronken bij de uitleg moet worden betrokken. Incidenteel kan de fles ook als een mannelijk of vrouwelijk seksueel symbool worden uitgelegd.

1. In de verb. wijn e.d. op flessen trekken, bottelen (naar fr. tirer en bouteilles); - iem. op flessen trekken, voor de gek houden, beetnemen, verlakken. 2. Inz. in de verkl., in toep. op een medicijnfles, en vand.: drankje (tegen hoest e.d.); - ook in de wielersp. ter aand. van doping. De gal van de doping, of de &lsq...

Zie T. J. A. Kranenburg.