Ĕvŏco
1. eig., uit-, naar buiten-, te voorschijn roepen, roepen, tot zich roepen, ontbieden. | deos, de goden uit de belegerde stad (wat de belegerende veldheer deed, hun andere tempels in zijn land belovende), Liv. | (doden) oproepen, alqm ab inferis, Cic. | (van overheden) oproepen, ontbieden, dagvaarden; (soldaten) oproepen, vand. part....