Dijk
m. (-en), 1. opgeworpen aarden wal (vaak met een steenglooiing versterkt), dienst doende als waterkering langs of om enig water (hoger dan een kade): binnen of buiten de dijk ; op of beneden de dijk wandelen ; aan de dijk liggen ; een dijk leggen, aanleggen; een groene dijk, een slaperdijk ; vgl. zee-, r...