Wat is de betekenis van Den brui hebben (of geven) van iets?

2025-07-27
Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Den brui hebben (of geven) van iets

D.w.z. genoeg hebben van iets, er niets meer van willen weten, er een afkeer van hebben; syn. was den bras, den duivel, den hooi, den lieven tijd, den draai, den hippel, den dril, den bru(t)s van iets hebben. Niet onwaarschijnlijk is het, dat we in brui den stam moeten zien van het wkw....