Dat staat of hij leeft in het elfde gebod
Gebod, Deut. 4: 13. Deze spreekwijze duidt aan dat iets eene overdrevene nauwgezetheid of iemand kleingeestig getrouw is in de betrachting der zedewet en door inachtneming van allerlei nietigheden en willekeurige bepalingen zich tracht te onderscheiden op de wijze der Farizeën, Matth. 15: 3—6, Matth. 23: 16, 23, 24. De wet der tien geboden sluit vo...