Wat is de betekenis van bulderen?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bulderen

(bulderde, heeft gebulderd), 1. een sterk rommelend of dreunend geluid geven: de stormwind bulderde door de dalen ; het kanon buldert; 2. op luidruchtige, ruwe manier spreken: met bulderende stem iets bevelen; — tegen iem. bulderen, uitvaren, razen.

2025-07-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bulderen

bulderen - Werkwoord 1. (inerg) een dreunend geluid maken De kanonnen bulderden éénentwintig maal bij wijze van saluut. 2. (inerg) op ruwe en luide manier spreken "Daar komt niets van in!" bulderde hij.

2025-07-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

bulderen

bulderen - regelmatig werkwoord uitspraak: bul-de-ren 1. hard rommelend of dreunend geluid maken ♢ de storm bulderde om het huis 2. schreeuwen met zware stem ♢ hij bulderde: 'maak dat je wegkomt...

2025-07-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Bulderen

v., bolderje, grommelje, tongerje, bolderbalkje, holderdebolderje; (van storm en onweer), touwerje.

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bulderen

bulderde, h. gebulderd (een rommelend of dreunend geluid geven; fig. op ruwe manier spreken, razen, tieren): de kanonnen bulderen; de storm buldert; de bulderende kapitein.

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bulderen

('buldərən) (bulderde, heeft gebulderd) [wsch. klnb.] 1. een dreunend geluid geven : de wind, een kanon kan -. Syn. fluiten, gieren, huilen, razen. 2. met een geweldig geluid te keer gaan: hij bulderde tegen zijn soldaten. Syn. →: aangaan.

2025-07-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Bulderen

(bulderde, heeft gebulderd), 1. een sterk rommelend of dreunend geluid geven: de stormwind bulderde door de dalen; het kanon buldert; 2. op luidruchtige, ruwe manier spreken: met bulderende stem iets bevelen; tegen iemand bulderen, uitvaren, razen.

2025-07-28
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

bulderen

bulderen ww. 'donderen, luid schreeuwen' categorie: klankwoord Mnl. bulderen 'luid roepen, opscheppen' [1475-95; MNW-P], boldren "ruyschen, drammen, talmen, onbestuyr wesen" [1477; Teuth.], bulderen [1485; MNHWS]; waarnaast het zn. bulderynghe, (mv.) bolderyngen 'gebulder, geraas, onstuimigheid' [1...

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Bulderen

BULDEREN, (bulderde, heeft gebulderd), een rommelend of dreunend geluid geven de stormwind bulderde door de dalen; het kanon buldert; — op luidruchtige, ruwe manier spreken: met bulderende stem iets bevelen; —tegen iem. bulderen, uitvaren, razen.