boter op de koek
(18e eeuw) (sch.) voordeel; profijt. • Hier jy, mantje, zou ik zeggen: niet te veel boter op een koek; je moet leeven, en laaten leeven. (Wolff en Deken: Historie van den Heer Willem Leevend. 1784-1785) • … hij kan maar in het geheel niet opdoen, dewijl de hekken ten eenemaal verhangen zijn; het zij dat de mijnheer van een ander S...