Bezig
bn. bw., 1. (op een zeker ogenblik) werkzaam aan of met iets : hij is met zijn werk bezig ; hij is aan zijn opstel bezig ; ik was bezig te (of met) schrijven ; ben je nog niet klaar met dat karweitje? ik ben bezig ; — hij is de ganse dag bezig, hij werkt voortdurend ; — met iem. bezig zijn, in o...