Ambĭtĭo
ōnis, f. 1. eig., het rondgaan met een verzoek, het dingen naar een ereambt, door persoonlijk aanzoek bij het volk, sollicitatie. 2. overdr., zucht, streven naar eer en hoge rang in de staat, eerzuchtige plannen, eerzucht; eerzucht in ’t alg., vand. ook de zucht om te schitteren, ijdelheid, vertoon. | gunstbejag, aanzien des persoons, partijd...