vierkante of veelhoekige uit klei gebakken plat steentje, dat dient om er muren of vloeren mee te bekleden, veelal beschilderd en ter bescherming geglazuurd. Vaak samengevoegd tot een compositie (tegeltableau).
De versiering kan zeer veelsoortig zijn en biedt gelegenheid tot het schilderen van figuren, geometrische motieven, wapens, enz. De beschilderde aardewerktegel is van Zuideuropese herkomst. Pas in het begin van de 16de eeuw vestigen zich tegelbakkerijen in Zuid-Nederland en een halve eeuw later in Noord-Nederland. De voortbrengselen van deze werkplaatsen zijn geheel in de trant van de Zuideuropese tegels: niet zelden worden deze gekopieerd. Tegen het eind van de eeuw verschijnen soorten met een eigen Nederlands karakter. Onder invloed van de opkomende industrie te Delft van imitatie-Chinees porselein wordt blauw steeds meer de hoofdkleur.
Dit betekent een vereenvoudiging van de beschildering die van invloed is op de prijs: de toenemende welvaart is een andere factor waardoor juist de blauwe tegel zo populair is geworden. Pas onder invloed van het rococo maakt de blauwe kleur plaats voor paars, soms gecombineerd met geel en groen. Als het papieren behang in de mode komt verdwijnt de tegelfabricage gaandeweg. Niet zelden treft men onder oude lagen behang een betegelde wand, die dan meestal gruwelijk te lijden heeft gehad van ingedreven spijkers.