1. (landb.) De toestand waarin de grond gebracht wordt door de laatste, meestal diepste ploegbewerking vóór het zaaien. Deze bewerking is er op gericht vochtige, kruimelige grond boven te brengen en tevens de na de voorafgaande bewerking gekiemde onkruiden weer onder te ploegen.
Soms ploegt men vóór de winter op z., om door de vorstwerking een goed zaaibed voor zomergewassen te verkrijgen.2. (bosb.) Z. is de 15 cm of meer brede, bewerkte en goed verkruimelde terreinstrook, waarin bij een rijen- of rillenzaaiing de boomzaden met de hand of machinaal worden uitgelegd.