Door ijs meegevoerd en bij afsmelten achtergelaten materiaal (glaciale afzetting). Men onderscheidt:
Eind-m-, afgezet aan het gletscheremde, waar de ijstoevoer en afsmelting met elkaar in evenwicht zijn.
Grond-m., meegenomen en afgezet op de bodem van de gletscher. Deze bestaat uit grove en kleinere stenen met veel fijn materiaal, dat oorspronkelijk als verweringsstof op het ijs is gevallen of door fijnwrijven van stenen is ontstaan.
Binnen-m., stenen, welke binnen in de ijsmassa zijn meegevoerd.
Zij-m., welke van de bergen op de zijkanten van de gletschers vallen en aan de kanten van de ijsmassa zijn afgezet.
Midden-m., ontstaan door samenvoeging van 2 zijm. als twee gletschers zich verenigen en samen verder gaan.
Fossiele grond-m., bestaande uit keileem (=leem met keien of zwerfstenen). Deze komt in bijna geheel N.Ned. voor boven de lijn Haarlem-Nijmegen.
Tot de grond-m. rekent men de volgende afzettingen : keileem, mengsel van leem, zand en stenen; keizand, zandige facies van de grond-m.: steenpakking, bestaande uit grof materiaal; meng-m., grond-m. gemengd met materiaal uit de ondergrond.