Paard dat voorn. in de landbouw gebruikt wordt. Het moet daarom aan bepaalde eisen van massa (trekkracht) en temperament (gewilligheid) voldoen.
Het wordt veelal, behalve voor het landbouwwerk, ook voor andere doeleinden benut. Vandaar de naam landbouwrijpaard, landbouwtuigpaard en (landbouw)trekpaard.