Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Betula

betekenis & definitie

behoort tot de fam. der Betulaceae en tot de orde der nootvruchtachtige katjesdragers (Fagales), welke weer behoren tot de Monochlamydeae, planten zonder blocmbcklccdsels of met een onaanzienlijk, enkelvoudig bloemdek. De ♂ katjes zijn reeds in de zomer aanwezig, gewoonlijk 2 of 3 aan een gemeenschappelijk steeltje; de ♀ katjes komen pas in het voorjaar tevoorschijn bij het ontluiken der bladeren.

Zij zijn tijdens de bloei zeer klein en rechtopstaand en rijpen in Juli Aug. tot een uiteenvallend vruchtkatje. In het ‘zaad’ zijn de aan weerskanten gevleugelde berkennootvruchtjes daardoor steeds gemengd met de 3-lobbige schutblaadjes. Bladstand verspreid. Bladeren enkelvoudig, gesteeld, gewoonlijk eivormig. Bladrand gezaagd. I.h.a. houtsoort van de schrale gronden met gewoonlijk witte bast en schors.

De volgende soorten worden in Ned. aangetroffen:

B. pendula ROTH. is de hier meest voorkomende soort, de ruwe of witte berk, jonge twijgen van wratjes voorzien en daardoor ruw aanvoelend, fijn en hangend, bladeren matgroen, kaal, aan top toegespitst. Bast mooi wit, regelmatig afbladerend. Bewoont geheel Eur. behalve het Middellandse Zeegebied. Klimaat- en bodem-vaag.
B. pubescens EHRH., de zachtharige berk, jonge twijgen, bladstelen en bladeren fluweelachtig behaard, stugger gebouwd dan de voorgaande. Bast minder wit. Komt in het voorjaar later in blad. Stelt hoger eisen aan de vochtigheid. Gaat verder naar het N. tot aan de boomgrens en heeft meer een continentale inslag.

Uit N. Am. is afkomstig:

B. papyrifera MARSH., de papierberk, de typische gebergte-boom van N. Am., waar hij langs de polaire grens de tegenhanger is van B.pubescens. Het wordt een grotere boom dan onze beide inheemse soorten met groter bladeren en cen meer krijtwitte stam, waardoor hij ook op oudere leeftijd nog opvalt.

Verder vindt men hier nog sporadisch de volgende Am. soorten:

B. lenta L. met grote donkergroene bladeren en iets hartvormige voet, de top kort toegespitst, een soort, die in zijn natuurlijk verspreidingsgebied in N.O. Am. iets Zuidelijker voorkomt dan de volgende.
B. lutea MICHX., de gele berk, een waardevolle hardwood uit N.O. Am. vaak gemengd met Acer saccharum en Fagus grandifolia, met grote, enigszins geelachtige bladeren.
B. nigra L. uit het Z.O. van Am., waarvan de bladeren kleiner zijn en aan de achterzijde grijswit, aan de top in een lange punt uitlopend. Als oudere boom is deze het best te kennen aan zijn typische, afschilferende bast. De gehele stam is clan bedekt met zwarte krullen van afschilferende bast, die hem een ruw aanzicht geven. Het is een houtsoort van de nattere gronden.

Het hout van de berken is wit, heeft geen kleurkern, elastisch, zacht, moeilijk splijtbaar, niet voldoende duurzaam voor buitenwerk en wordt gebruikt door wagenmakers, meubelmakers (tegenwoordig veel berkenmeubels), kleine huishoudelijke gereedschappen, speelgoed, spoelen, klossen, haspels. Het is zeer goed brandhout en staat in dit opzicht met beuk bovenaan. De twijgen worden gebruikt voor bezemwerk. Het berken-maser hout kan soms bijzonder mooie tekeningen vertonen.

De veredeling vooral in de Scandinavische landen legt zich speciaal toe op selectie en vermeerdering van klonen, die deze tekeningen in hun hout vertonen, omdat zulk hout zeer duur wordt betaald (paneelhout). Niettegenstaande zijn lage eisen aan de grond heeft de berk in Eur. geen grote bosbouwk. betekenis. Hij wordt vooral gebruikt voor singles en als verplegende soort in mengingen. Hier moet men echter voorzichtig zijn, omdat hij door zijn onaangename zwiepen zich moeilijk met andere soorten verdraagt. Hierbij dient ook niet te worden vergeten, dat hij in ons klimaat lang niet die afmetingen bereikt als in de meer Noordel.en Oostel. landen.

Zijn bodemverbeterend vermogen is als groeiplaats-eigen soort in Ned. gunstig te noemen. Door zijn geringe bladafval en ijle kroon is hij echter alleen niet in staat om de bosbodem in een goede toestand te houden. Er moeten daarvoor andere soorten bij of er onder geplant worden. G. HOUTZAGERS.

< >