Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

Gepubliceerd op 25-05-2017

pijp: de - uit zijn

betekenis & definitie

Onder Vlaamse renners: ervandoor zijn.

Laat die Belgische vedetten straks mekaar maar het wit uit de ogen kijken, dacht de Fransman en hij was de pijp uit. (Jan Cornand & André Blancke: Hoe Merckx de Tour verloor. 1975)

Zijn bochtenwerk was dat van een versleten tante. Ik dook er vollebak in. Hij verloor telkens tien meter. Faresin brak en ik was de pijp uit. (Michel Wuyts: Renners van nu. 2003)