Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Daemon

betekenis & definitie

Daemon - Δαίμων, oorspronkelijk de naam dien men aan de goden gaf, wanneer men dacht aan den goeden of slechten invloed dien zij op het menschelijk leven uitoefenden. Later beschouwde men hen als wezens, die tusschen heroën en goden in stonden, afgestorvenen uit de gouden eeuw, die over het welzijn der menschen waakten, hun de gaven der goden brachten en omgekeerd hunne gebeden ten hemel droegen. Maar tegenover deze beschermgeesten (ἀγαθοδαίμονες) stonden ook kwelgeesten (ἀλάστορες), die de menschen tot kwaad verleiden en in het ongeluk storten.

Door Socrates vond het geloof ingang, dat ieder mensch zijn eigen daemon heeft, die hem gedurende zijn geheele leven beschermt, en eindelijk kende men aan ieder mensch een goeden en een kwaden daemon toe.—De Joden en Christenen gaven den naam daemon weder als in de oudste tijden aan alle heidensche goden, maar verklaarden hen allen voor booze daemonen of duivels.