Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Hoofdeling

betekenis & definitie

(hoofdling). ben. 14e-16e eeuw in de Friese landen (tussen VIie en Wezer) voor de leden van de stand van rijke grondeigenaren. De hoofdelingen (<capitanei) woonden op een stins, steenhuus of borg, en hielden er een kleine staande strijdmacht van huurlingen {woners of miers) op na.

Door hun militaire macht en hun grootgrondbezit verwierven zij zich een invloedrijke positie en langzamerhand de macht in één of meer dorpen. Zij vormden een adel van niet-feodale oorsprong.Litt. I.H.Gosses. De Friesche hoofdeling (Meded. Kon. Ak. v. Wet., afd.

Lett. 1933): N.E.Algra. Enkele rechtshist. asp. van de grondeigendom in Westlauwers Friesland (1966).