Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Schlötzer

betekenis & definitie

Schlözer (Aug. Ludw. von), duitsch geschiedschrijver, geh. 1735 te Gaggstedt in ’t graafschap Hohentohe-Kirchberg, sedert 1761 le Petersburg woonachtig, sedert 1765 professor bij de academie aldaar, sedert 1767 prof. le Göttingen, aldaar gest. 1809.

Voornaamste werken zijne vertaling van den russischen kronijkschrijver Nestor (5 dln. Göttingen 1802—9) en zijne Allgemeine nordische Geschichte (2 dln. Halle 1772).(Kurd von), kleinzoon van den vorige, geb. 1822, insgelijks geschiedschrijver; voornaamste werk: Geschichte der deutschen Oslseeländer (3 dln. Berlijn 1850—53).

< >