1) wetgever van Sparta, was de zoon van Eunomus, koning van Sparta. Zijn oudste broeder Polydectes, die na Eunomus den troon beklommen had, zeer jong gestorven zijnde (in 898 v.
Chr.) zonder eeuig ander kind na te laten dan dat, waarvan zijne vrouw zwanger was, zag L. zich door dê jonge koningin-weduwe aangezocht om baar te trouwen, als wanneer zij beloofde, haar nog ongeboren kind te zullen laten sterven, ten einde aan L. de kroon te verzekeren. Dit misdadige aanbod wees L. van de hand; en na de geboorte van den prins, dien men Charilaüs noemt, stelde hij zich tevreden met den titel van voogd over zijnen neef, en regeerde als zoodanig, tot aan de meerderjarigheid van den jongen Charilaüs. Telkens opnieuw uitbarstende onlusten in Sparta, deden L. reeds spoedig inzien, dat er behoefte was aan eene goede wetgeving; daarom ondernam hij eene reis naar Creta, Egypte en Azië, met het doel om de wetten van die landen te bestudeeren. In Sparta teruggekeerd, gaf hij aan zijn vaderland eene wetgeving (8S4 v. Chr.), die het langen tijd tot roem heeft gestrekt. Men zegt dat L., na zijne medeburgers te hebben laten zweren, dat ze gedurende zijne afwezigheid niets in die wetten zouden veranderen, nogmaals eene lange reis aanvaardde, van welke hij nooit teruggekomen is. Overigens is alles vrij onzeker wat men verhaalt van dit personage, dat geleefd heeft vóór den eigenlijk historischen tijd. De wetgeving van L. had hoofdzakelijk ten doel, om de gelijkheid van allen vast te stellen, en eenen staat te vormen, bekwaam om oorlog te voeren, maar zonder zucht om veroveringen te maken: Om het eerste doel te bereiken was het grondbezit in gelijke deelen gesplitst, en eene afzonderlijke wet verbood de vervreemding, vermindering en vermeerdering van de grondstukken, aan iedere familie toegedeeld; de gouden en zilveren muntstukken waren door ijzeren vervangen; de maaltijden waren gemeenschappelijk, het onderwijs werd in het openbaar gegeven. Om liet tweede doel te bereiken, was de opvoeding geheel en al ingericht op den voet van krijgstucht; voortdurende oefeningen ontwikkelden de krachten en de vlugheid der jongelingen. Het was verboden zich op kunsten en handwerken toe te leggen : alles van dien aard werd overgelaten aan de slaven. Het gouvernement bestond uit: 1) twee koningen, die met het voorzitterschap bij de godsdienstige plechtigheden, met het recht van initiatief tot het voordragen van wetten en met het opperbevel over de legers bekleed waren ; 2) een senaat van 21 leden, door het volk gekozen, en belast met de regeling van alles wat den oorlog, den vrede, de bondgenootschappen, enz. betrof; 3) eene volksvergadering, die al de magistraten koos, den omslag der op te brengen belastingen vaststelde, de wetten aannam of verwierp. Sparta had aan deze wetgeving zijne grootheid te danken; de republiek begon te dalen van het oogenblik af, waarop het de instellingen van L. afschafte. Zie SPARTA.2) tiran van Sparta, werd bij den dood van Cleomenes III, gezamenlijk met Cleomenes als rijksbestuurder aangesteld, bekleed metde voogdij over den jongen koning Agesipolis III; intusschen werd L. reeds spoedig (219 v. Chr.) zelf op den troon gebracht, doordien hij de Ephoren omgekocht had; maar hij werd kort daarna afgezet.