godgeleerde en geschiedschrijver, geb. 4 Jan. 1811 te Neurenberg, was een korten tijd kapellaan te Bamberg, werd 1837 godsdienst-onderwijzer aan de school van kunstvlijt in 1839 ook bij het kadetten-korps te Munchen, was vervolgens van 1841 tot 1846 te Lissabon leermeester van prinses Amalia van Brazilië, en werd 1847 professor te Munchen. Van zijne vroegere geschriften verdienen melding Hrabanus AfouresfMaintz 1841) en Die lateinischen Pönitentialbücher der Angelsachsen (Munchen 1843).
Zijn verblijf in Portugal bracht hem tot historische nasporingen, waarvan hij de resultaten openbaar maakte in belangrijke verhandelingen en werken over de geschiedenis van der Portugeezen ontdekkingen in Afrika en Amerika. Daartoe behooren: Afrika vor den Enldeckungen der Portugiesen (Munch. 1843),en vooral ZHeKnfdeciting Amerikas nach den dlleslen Quellen (Munchen 1859, met atlas).