Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Atsitz

betekenis & definitie

1) aanvoerder van een stam nogaeisebe Turkomannen, die,door den stadhouder van Damascus (Bedr) te hulp geroepen tegen Nasr ed Daula, met de Seldzjoeken Syrië binnendrongen, en wel de vijanden van Bedr verdreven, maar vervolgens huune wapenen tegen Bedr zelven keerden, 1072 Jeruzalem bemagtigden, en nagenoeg geheel Syrië en Palestina aan zich onderwierpen. Opmerkelijk is bet,dat A. de in de hoofdkerk te Jeruzalem opgehoopte schatten onaangeroerd liet, en van de schatbewaarders niets anders vergde, dan dat zij het gebed in naam der Abbassiden zonden verrigten.

Daarna wilde deze A. ook Egypte veroveren, en verscheen 1077 met eene ontzaggelijke legermagt voor Cairo; hij liet zich echter tot een wapenstilstand verleiden, waardoor de egyptische vizier Bedr den tijd kreeg om een leger op de been te brengen, dat vervolgens de armee van A. geheel versloeg. Nu zocht A. hulp bij den sultan der Seldzjoeken; diens broeder Toetoesj versloeg nu wel de Egyptenaren, maar werd een trouwelooze bondgenoot, want hij vond spoedig een voorwendsel en liet A. (1080) ombrengen.2) kleinzoon van Anoesjtekin, en even als deze stadhouder over de prov. Chowaresmie, maakte zich onafhankelijk, en nam den titel aan van schach; hij regeerde van 1127 tot 1156.

< >