een het westerdeel van noordelijk Afrika karakterizerend onregelmatig gebergte, dat, wegens het schier altijddurend met sneeuw bedekt zijn van deszelfs hoogste toppen, door de Marokkanen genoemd wordt Dzjebl-el-Theldzj, d. i. Sneeuwgebergte, vormt den scheidsmuur tusschen het westelijk gedeelte der Middellandsche Zee en het bekken der Sahara.
Zijne grootste hoogte bereikt de A. in Marokko, in de pieken Miltsin, Bibawan en Tagherainjvan hier uit loopt van de dennaamvan DzjeblHadnar dragende bergketen een zijtak zuidwaarts, terwijl de hoogten van de hoofdketen zich in vooruitsprongen en kapen uitstrekken tot den Atlant. Oceaan. Door het dal van de Moeloeia-rivier wordt dit gebergte-systeem afgebroken. Naar het algiersche gebied worden de pieken hoe langer hoe lager,totdat de A. in Tripoli en in de woestijn van lieverlede verdwijnt. De ouden, bij wie voornamelijk de tegenw. Djerjera (Dzjurjura, Jurjura) bekend was, hielden den A. voor het hoogste gebergte der aarde. Zij onderscheidden den A. in twee hoofdtakken : 1) Atlas major, het westelijkste deel van den tegenwoordigen hoogen Atlas (bij de inlanders Dyrin genaamd), een boog en steil gebergte in Mauritania Tingitana, uitloopende in een voorgebergte (tegenw. kaap Geer) in den Atl. Oceaan; en 2) Atlas minor, noordwestelijk van den vorige, uitloopende in Marokko in de tegenw. kaap Cantiu.