dus genoemd naar den Spartaan Antalcidas, die, toen Sparta door den corinthischen oorlog uitermate verzwakt was, door tusschenkomst van den perzischen stadhouder Tiribazus in Sardes dezen vrede sloot met den perzischen koning Artaxerxes Mnemon (387 v. Chr.) in dier voege, dat de grieksche steden op het vasteland van Elein-Azié onder Perziê's oppergezag komen en blijven, en alle steden van Griekenland, groot en klein, souverein zijn zouden.
Sparta werd op die wijze weder magtig; doch het eerlooze van dien vrede lag voornamelijk hierin, dat men de stamverwanten in Klein-Aziê formeel prijs gaf aan de barbaren, terwijl door de algemeene souvereiniteitsverklaring van de grieksche steden de band van eenheid, die dezelve verbond, verslapt werd. Van vriend en vijand veracht, stierf Antalcidas uit verdriet vrijwillig den hongerdood.