Funerair Lexicon

H.L.Kok (2002)

Gepubliceerd op 31-05-2017

Kaars

betekenis & definitie

De naam kaars is afkomstig van het Latijnse woord 'charta', waarmee een in olie ofwas gedrenkte papyrusstengel werd aangeduid. Men neemt aan dat de Romeinen de kunst van het kaarsenmaken hebben geleerd van de Etrusken. Gezien de functie die de kaars innam bij de verering van de Romeinse keizers, was de christelijke kerk een tegenstander van het gebruik van kaarslicht in de liturgie. Doch zoals met zoveel andere zaken, heeft men ook hier geleidelijk deze gebruiken overgenomen.

In de twaalfde eeuw nam het gebruik van waskaarsen in kerken en kloosters zo toe, dat er bepalingen op dit gebied verschenen. Behalve de verering voor het licht speelde in de middeleeuwse volksdevotie de gedachte van de heiligheid van was een grote rol. Was, op mysterieuze wijze verkregen van de 'maagdelijke'-bijen, werd geassocieerd met de maagd Maria. En gezien de overweldigende Mariaverering die de Middeleeuwen heeft gekenmerkt, steeg de belangstelling voor bijenwas tot ongekende hoogte.' Als grondstof voor de kaarsenfabricatie diende bijenwas en dierlijke of plantaardige vetten. In de achttiende eeuw maakte men, vooral in Engeland, veel kaarsen van spermaceti, een wasachtig product verkregen uit de kop van de potvis.

In het midden van de negentiende eeuw ontdekte men de mogelijkheid om uit aardolie een product te halen dat men paraffine noemde. In grote hoeveelheden werd dit product voor de kaarsenindustrie gebruikt. De beste grondstof is nog steeds bijenwas. Was kan gebleekt, ongebleekt en gemengd worden gebruikt. Tot op heden worden voor katholieke kerken voor altaarkaarsen nog steeds een bepaalde hoeveelheid bijenwas voorgeschreven. Was dit percentage eerst zestig procent en later veertig procent, in verband met grote prijsstijgingen van bijenwas, is het percentage momenteel dertig procent. De kwaliteit van vetkaarsen was afhankelijk van de herkomst van het gebruikte vet. Volgens de een was rundvet het beste, volgens een ander schapenvet. De smeer- of vetkaars kon vrij eenvoudig door huisvrouwen worden gemaakt. Het grote bezwaar hierbij was echter dat deze grondstoftevens een levensmiddel was. De uitvinding van de petroleumlamp maakte aan dit probleem een einde.