bovenhuis, bovenkamer
In 1906 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Boeventaal van Köster Henke. Men sprak ook wel van een bovenklapper. Zie verder bij klapper.
• Voorzichtig als gare rotten, vroegen me ’t naadje van de kous: hoe of de sluiting was aan de deur? en of er een tuimelraam was? en de dikte van de winkelruit? en hoeveel man d’r in huis piepten? en of de luimkitten in ’t onderhuis waren, of in de luchtklapper? ¶ Jan Feith, Het verhaal van den dief (1909), p. 142
klapper
