Overspel plegen. Dit eufemisme raakte in de jaren zestig in zwang, al zijn er wel bewijsplaatsen uit de periode 1930-’35 in de Utrechtse volkstaal gevonden. Wellicht via het Bargoens ontleend aan het Duits (fremdgehen). Broersma is een van de eersten die de term vermeldt. Hij geeft als omschrijving: ‘met een andere dan de eigen vrouw naar bed gaan’.
‘Met wie ben jij vreemd geweest?’ vroeg ik. ‘Met niemand,’ huilde ze.
Haring Arie: Een leven aan de Amsterdamse zelfkant. 1968
‘Mijn vriendin mag niet vreemd gaan. Anders word ik jaloers,’ zei ik strijdlustig.
Hans Hoenjet: De wraakengel. 1989
Ik zal even samenvatten: je moet getrouwd zijn om vreemd te kunnen gaan, voor de wet, in de geest of alleen in eikaars ogen, dat doet er niet toe.
de Volkskrant, 08-01-99
vriendelijk (maar nadrukkelijk) verzoek
Verbloemende uitdrukking voor een bevel.
Dit briefje vond ik op alle tafeltjes in het verzorgingstehuis waar mijn vader zijn laatste dagen slijt. ‘Omdat iedereen binnen Velserduin te maken heeft met de arbodienst en wil voorkomen dat er gezondheidsklachten ontstaan door veel en zwaar tillen, doe ik een vriendelijk verzoek aan eenieder die het nodig vindt een stoel of een tafel te verplaatsen, deze na gebruik weer terug te zetten.’ Een vriendelijk verzoek is dit allerminst, het is gewoon een bevel.
Elsevier, 23-09-2000