Ensie 1950

Redactie Gerrit Krediet, Jan Baert, Jac. Bot, Salomon Kleerekoper (1950)

Gepubliceerd op 04-07-2019

De structuur van de grond

betekenis & definitie

De ligging van de gronddeeltjes onderling, hun aaneensluiting tot kleinere en grotere kruimels, kortom de weefselbouw van het grondlichaam noemt men de structuur van de grond. Het maakt groot verschil of de deeltjes inlosse korrels naast elkaar liggen, — men spreekt dan van korrelstructuur — of wel, dat de afzonderlijke korrels kleine en grote tot kruimeltjes aaneengekit zelfstandige bolletjes vormen — men spreekt in dat geval van kruimelstructuur.

Een goede structuur is die, waarbij de ligging van de deeltjes zodanig is, dat er voldoende lucht en water in de poriën tussen de korrels of kruimels kan binnendringen.De poriënruimte of het poriënvolume is voor de groeiprocessen in de meest gunstige conditie, wanneer de korrels binnen de kruimels de nauwst mogelijke aaneensluiting hebben gevonden en de kruimels zelve in de grond de meest wijde ligging vertonen. Het poriënvolume neemt dan volgens betekening ruim 60% van het grondvolume in. De fijne capillaire poriën binnen de kruimels trekken doorlopend het beschikbare water tot zich (capillaire absorptie), terwijl de grotere ruimten tussen de kruimels met lucht gevuld blijven, waarmede dan de meest ideale verhouding, zoals reeds genoemd, van lucht, water en bodemdeeltjes als 1 : 1 : 1 kan worden benaderd.

De onderlinge ligging der gronddeeltjes (en daarmee de gewenste kruimelstructuur) kan op verschillende tijden van het jaar zeer verschillend zijn, hetgeen door de weersinvloeden of door het al of niet begroeid zijn kan worden beïnvloed. En dit komt door de colloïdale aard van de fijnste bodemdeeltjes, in het bijzonder van de kleideeltjes, die met de gelijk geaarde humusdeeltjes de dragers van de vruchtbaarheid in de grond zijn. Deze aard brengt mede, dat de fijnste deeltjes in schijnbare oplossing zich los van elkaar in het water kunnen bevinden, doch daaruit door temperatuurverschillen (weersinvloeden dus: vnl. lage temperatuur, uitvriezen), of door toevoeging van zouten (vnl. kalkzouten) kunnen samenstollen, coaguleren of uitvlokken en dan tot de gewenste kruimels aaneen kitten. Hieruit blijkt reeds dat de kalk behalve voor de plantenvoeding ook van grote waarde is voor de verlangde kruimelstructuur van de grond. Ook Na-zouten doen de gronddeeltjes uitvlokken: zeeklei ontstaat doordat het slibrijke rivierwater aan de uitmonding vermengd wordt met het zoutrijke zeewater, dat het slib doet uitvlokken en laat bezinken, welk bezonken slib bij vloed op de lage landen wordt afgezet.

Een andere, merkwaardige colloïdale eigenschap van de klei- en humusdeeltjes is, dat deze kleinste partikeltjes zich gedragen als een negatief geladen zuur-ion, dat aan zijn oppervlak in groten getale, als een mantel om zich heen, base-ionen (K, Ca, Mg, Na, NH3) kan aantrekken en deze, naarmate het regenwater andere base-ionen in variatie (na bemesting) aanvoert, met de aangevoerde ionen kan verwisselen. Men noemt dit: de ionen-mantel van het complex is uitwisselbaar; bovendien is het kleien humuscomplex in staat on gedissocieerde zuren van sulfaten, fosfaten en nitraten, waarmede het als voedselmedium en voedselfabriek voor het plantenleven compleet is, op te nemen.

De plantenwortels zijn nu in staat de base-ionen uit de mantel tegen positieve H-ionen uit te wisselen en ze met de verlangde zuurresten samen als voor de groei noodzakelijke voedingszouten in zich op te nemen. Worden de baseionen te veel door H-ionen aan het complex-oppervlak vervangen, dan verliest de grond zijn uitvlokkend vermogen en de kruimelstructuur gaat verloren, de grond verzuurt, verslempt.

Men kan nu begrijpen, op welke wijze door de bemesting met kunstmeststoffen in de vorm van licht oplosbare zouten de jaarlijkse verliezen aan voedingsstoffen door het geteelde gewas kunnen worden vervangen en aangevuld door het uitwisselbaar vermogen van het complex en dat deze toegevoegde zouten terstond aan de mantel van het complex worden vastgehecht en bewaard, om weer ter beschikking te worden gesteld van een volgend gewas.

De plantenwortels en ook dieren, als mollen en regenwormen, dragen tot structuurverbetering bij. Zij vergroten de ruimtedelen in de grond. Dit laatste doet ook de vorst, aangezien na bevriezen het tot ijs geworden water een groter volume in moet nemen, dan het in vloeibare toestand had en daardoor de gronddeeltjes vaneen scheurt en opdrukt (opvriezen).

Vandaar dat de najaarsbewerking, het diepploegen, van veel belang is voor de structuurverbetering: de koude lucht kan dan gemakkelijk in de grote ruimten tussen de losgeploegde brokken binnendringen, doordat een zo groot mogelijk oppervlak aan de lucht wordt blootgesteld.

Het humuscomplex heeft dezelfde colloïdale aard als het kleideeltje. In zandgronden vervangt de humus de klei en verricht daar dezelfde functies: binding van de zanddeeltjes, zodat kruimels ontstaan, waardoor vasthouden van bodemvocht mogelijk wordt en de uitwisselbaarheid van de complexmantel zorg draagt voor voldoende minerale plantenvoeding. In zware kleigronden kan de humus de vaak te grote samenhang der kleideeltjes verbreken en zo kan hier de humus, in de vorm van korte, goed verZuurstof. . . 20.93 volume%, of 23,28 gewichts-% Stikstof . . [. . 79.04 ., „ 76,67 „ Koolzuur . . 0,03 „ „ 0,05 „ teerde (dus oude) stalmest de structuur van de zware gronden aanmerkelijk verbeteren.

De samenstelling van de humus is niet bekend, zij is ook niet constant. Het humuscomplex is een sterk wisselend product van afgestorven plantaardig materiaal en bacteriologische werking; het bevat meer C en minder O en H dan de plant en er zijn zuren uit af te zonderen.