Ensie 1949

Redacie Cornelis Jakob van der Klaauw, Herman Johannes Lam, George Lignac (1947)

Gepubliceerd op 10-07-2019

De beheersing der bloeding

betekenis & definitie

Elke operatie stelt hoge eisen aan het weerstandsvermogen van de patiënt. En om dit niet meer dan strikt nodig is te verzwakken, is de nauwkeurige beheersing der bloedingen een eerste vereiste; niet alleen wegens het gevaar van bloedverlies, maar ook omdat bij bloeding de overzichtelijkheid van het operatie terrein, een van de eerste voorwaarden voor het welslagen der operatie, verloren gaat.

Bovendien dreigt het gevaar, dat bij onvoldoende bloedstelping na afloop der operatie in de diepte nabloedingen optreden, die bij grote afmetingen zelfs tot een hernieuwde operatie kunnen dwingen, in minder ernstige gevallen hinderlijke haematomen, bloedophopingen onder de dichtgehechte huid, veroorzaken, die de wondgenezing vertragen en de kans op infectie verhogen. Een moderne operatie is dan ook niet, zoals de leek zich zo vaak voorstelt, een bloedige geschiedenis, gruwelijk om aan te zien! Niets is tegenwoordig minder waar.

Vroeger is dat wel het geval geweest, toen men nog geen behoorlijke techniek der bloedstelping en instrumenten tot onderbinding der bloedvaten had. In die tijden moest men de bloeding beheersen door met gloeiend ijzer de bloedvaten dicht te schroeien of door krachtige tamponnade, het volstoppen van de wond met gaas, totdat de bloeding tot staan was gekomen.

Toch heeft men al in vorige eeuwen de onderbinding der bloedvaten gekend. Tegenwoordig wordt elk aangesneden bloedvaatje gepakt met een bepaald daarvoor vervaardigd tangetje, een arteriepincet. Het plukje weefsel, dat in de punt van het tangetje gepakt is, wordt met een draad dichtgebonden.

Grote bloedvaten, die niet onderbonden mogen worden, worden gehecht. De bloedvatnaad behoort tot de technisch fijnste bewerkingen, die de heelkunde kent.

In het algemeen echter worden bloedende vaten onderbonden, hetgeen een afdoende wijze van bloedstelping is. Men kent ook de voorlopige bloedstelping, die vnl. voor de eerste-hulpverlening bij ongevalsverwondingen van groot belang is, nl. het afbinden of afsnoeren van een arm of been, hoog bij de aanzetting aan de romp, met een gummislang of zwachtel, als men die tenminste bij de hand heeft, of anders met een stevig geknoopte en nog eens extra aangehaalde zakdoek, bretel of iets dergelijks.

Maar ook de chirurg maakt van deze voorlopige uitschakeling van de bloedstroom gebruik bij operaties aan armen en benen en vooral bij de amputatie, waarbij dan na de afzetting van het lid op het sneevlak de verschillende bloedvaten afgebonden worden.

Pas als dit is geschied, wordt de omsnoering verwijderd.

De operatie geschiedt zodoende practisch droog. Bloedingen uit de sneevlakken der organen zijn meestal niet te onderbinden; het bloed druppelt uit talloze kleine bloedvaatjes.

Dergelijke parenchymateuze bloedingen beheerst men door tamponnade met gaas, waarin een bloedstelpend middel is opgenomen, zoals het stryfnongaas, of met gaas, dat gedrenkt is in een bloedstelpend middel, zoals coagulen, clauden, sangostop of met gelfoam, een gelatinepraeparaat. Een voortreffelijke tamponnade in zulke gevallen is de levende met kleine stukjes spierweefsel uit het lichaam van de patiënt, die op de bloedende plek gelegd worden en, na enige minuten hiertegen te zijn gedrukt, een bloedstelping geven (vooral van belang bij hersenoperaties).

Ook de bloedtransfusie heeft hiervoor betekenis en wel vnl. bij de bloedersziekte (haemofilie), waarbij in het bloed een tekort aan bloedstollende stoffen bestaat, dat door de transfusie met gezond bloed wordt aangevuld.Tenslotte maakt men in de laatste tijd meer en meer gebruik van de electrische bloedstelping. Hiervoor zijn bepaalde toestellen nodig, waarmee men electrisch kan snijden en bloed stelpen. Het principe hiervan is in het kort het volgende. Door een hoogfrequente stroom door het weefsel te leiden, wordt electrische energie omgezet in warmte-energie. Bij gebruik van een puntvormige actieve naaldelectrode wordt er op een klein gebied warmte ontwikkeld, die het weefsel ter plaatse vernietigt. Door de naald voort to bewegen krijgt men een lijnvormige vernietiging van het weefsel, alsof men het met een mes gekliefd had. De bloeding is echter veel geringer, daar de kleinste bloedvaatjes zich direct samentrekken en door coagulatienecrose afgesloten worden.

Grotere bloedvaten worden met arteriepincetten gepakt. Door met de actieve electrode van het toestel het pincet even aan te raken maakt men dit zelf tot een electrode, die het gepakte deel van het bloedvat coaguleert. Men hoeft dan het vat niet te onderbinden. Het necrotische brandplekje van het bloedvat geneest dan in korte tijd. Het electrisch opereren heeft in bepaalde gevallen grote voordelen; het bloedverlies is uiterst gering, waardoor tijd gewonnen wordt en de overzichtelijkheid van het operatieterrein goed blijft. De heelkunde beschikt tegenwoordig over middelen om vóór, tijdens en na de operatie het weerstandsvermogen van de patiënt te verhogen, dat door bloedverlies belangrijk geschaad wordt.

Het souvereine middel hiervoor is de bloedtransfusie (die bij grote operaties en bij ernstige verwondingen (oorlogsverwondingen!) levensreddend kan zijn. Heeft men geen bloed bij de hand, dan bedient men zich van andere vloeistoffen, zoals fysiologische keukenzoutoplossing (0,9% NaCl-oplossing), 7% arabische-gomoplossing, vloeistof van Ringer e.d. Vochtverlies wordt door zieken slecht verdragen en daar de patiënten na operaties vaak een tekort aan vocht hebben, omdat zij braken of omdat zij niet voldoende mogen drinken, moet in dit vochtverlies worden voorzien door een infusie, het inbrengen van vocht in de weefsels in de vorm van een zoutoplossing of een 5%-glycose-oplossing. Het best worden deze vloeistoffen direct in de bloedvaten gebracht. Men kan het zoute water ook onder de huid spuiten of in kleine hoeveelheden in de endeldarm brengen, waar het via het darmslijmvlies in het lichaam wordt opgenomen.