Ensie 1949

Redacie Cornelis Jakob van der Klaauw, Herman Johannes Lam, George Lignac (1947)

Gepubliceerd op 10-07-2019

De behandeling van beenbreuken

betekenis & definitie

Een van de belangrijkste en moeilijkste onderdelen der heelkunde is de behandeling van beenbreuken. Een beenbreuk (fractuur) ontstaat meestal door geweldinwerking op een gezond bot.

Is een bot echter door een ziekte aangetast en verzwakt, dan is er geen geweld nodig om het te doen breken. Een onbetekenend ongeval (hard van een trap lopen), vaak zelfs alleen het gewone gebruik, is dan al voldoende om een fractuur te doen ontstaan.

Men spreekt dan van pathologische of spontane beenbreuken (zie ‘De heelkunde van skelet, spieren, banden en gewrichten’). Dergelijke beenbreuken zijn zeldzaam.

In het algemeen ontstaat een breuk door inwerking van een ongeval op een gezond bot en dat kan dan zijn direct, doordat ter plaatse van het ongeval de fractuur ontstaat, of indirect bij overbelasting van een bot door een geweld, dat op een andere plaats inwerkt. Een voorbeeld hiervan is de spiraalbreuk aan de bovenarm, wanneer de arm door een machine gepakt en met grote kracht omgedraaid wordt.

Een beenbreuk kan ontstaan door overmatige buiging, draaiing of samendrukking. Deze laatste vorm (compressiefractuur) ontstaat, als iemand van een hoogte afstort en op zijn voeten terecht komt.

Door samendrukking wordt dan de zeer sterke schacht van de tibia (scheenbeen) of van het femur (dijbeen) in het verbrede gewrichtsuiteinde gehamerd en doet dit in stukken uiteenbarsten. Door een krachtige samentrekking van een spier kan dat stukje van het bot, waar de pees van die spier aan vast zit, worden afgescheurd.

Zulke afscheuringsbreuken ontstaan nog wel eens bij sport (hardlopen, springen).Wanneer een bot door een inwerkend geweld beschadigd wordt, hoeft het niet helemaal door te breken; er kan een barst ontstaan in het lengteverloop of dwars op de lengteas. Deze laatste vorm (infractie) ziet men bij kinderen, doordat het jeugdige, elastische beenvlies een volledig doorbreken belet. Er ontstaat dan alleen maar een knik in het bot, zoals men ook een knik krijgt in jong hout, dat men tracht te breken (greenstick-fracture!). Maar bij volwassenen breekt het bot meestal volledig door in twee of meer stukken. Door het gewicht van het distale (het verst van de romp verwijderde) breukstuk en door de bij het ongeval optredende heftige spiersamentrekkingen, worden maar al te vaak de breukstukken t.o.v. elkaar verschoven; zij kunnen zelfs over een zekere afstand langs elkaar schuiven, waardoor een verkorting van het lid ontstaat.

Men onderscheidt de gesloten beenbreuk, waarbij de huid dicht is gebleven, van de open of gecompliceerde beenbreuk, waarbij tevens de huid en de daaronder liggende weke delen verscheurd zijn. De breuk wordt daardoor ineens veel ernstiger. Een open fractuur ontstaat van binnen naar buiten, doordat een vlak onder de huid liggend bot (het scheenbeen) breekt, waarbij een der breukstukken door de huid prikt, of van buiten naar binnen, waarvan de beste voorbeelden de schotverwonding en het ernstige verkeersongeval zijn, waarbij huid, spieren en bot gelijktijdig verwond worden.

Men herkent een beenbreuk aan verschillende verschijnselen. Bewijzend zijn de misvorming, de abnormale bewegelijkheid op een plaats, waar onder normale omstandigheden geen bewegelijkheid hoort te zijn, en het hooren voelbaar beenkraken op de plaats van de breuk. Wanneer daar nog bijkomen zwelling door bloeduitstorting, pijn en het onvermogen van de patiënt om het getroffen lid te gebruiken, dan is de herkenning van een fractuur niet moeilijk. Maar die zes verschijnselen zijn niet altijd aanwezig en dan is de kunde van de arts nodig om de fractuur vast te stellen. Het is in de tegenwoordige tijd plicht om iedere beenbreuk röntgenologisch te onderzoeken door opnamen in twee richtingen, loodrecht op elkaar. Wanneer men twijfelt of er een breuk bestaat — en bij barsten in de lengterichting van de lange pijpbeenderen is het dikwijls lastig om uit te maken, of het bot beschadigd is — dan kan alleen de X-foto opheldering geven. Maar ook als het volkomen duidelijk is, dat een bot gebroken is, dan is de X-foto evenzeer nodig, want voor de behandeling moet men weten, hoe het bot gebroken is, hoe de breukstukken ten opzichte van elkaar staan, en of een beenbreuk doorloopt tot in het aangrenzende gewricht, zoals bij een samendrukkingsfractuur het geval kan zijn.

Behalve op de bovenbeschreven verschijnselen let de chirurg tevens op de nevenverschijnselen door beschadiging van bloedvaten, waardoor voedingsstoornissen der weefsels, en van zenuwen, waardoor verlammingen ontstaan, b.v. door beschadiging van het ruggemerg bij een wervelbreuk. Bij ernstige beenbreuken dreigen nog de gevaren van shock en vetembolie. De shock ontstaat, doordat het ernstige ongeval de bloedcirculatie verlamd heeft, zodat de patiënt een nauwelijks voelbare pols heeft en bleek en koud is. Bij de vetembolie worden vetdruppeltjes uit het merg van het gebroken bot met het bloed mee naar het hart, de longen en de hersenen vervoerd en kunnen daar ernstige, ja dodelijke afwijkingen veroorzaken.

Een beenbreuk geneest door de vorming van nieuw beenweefsel, callus genaamd. De genezingsduur is afhankelijk van de leeftijd van de patiënt en van de aard en de plaats van de breuk. Bij oude mensen geneest een fractuur slechter dan in de jeugd. Een vingerbreuk geneest in een paar weken, een bovenbeenbreuk in twee maanden en een breuk van de dijhals in drie tot vier maanden, terwijl de genezing van een wervelbreuk nog langer duurt.

De behandeling van een beenbreuk bestaat uit drie gedeelten : 1. het nauwkeurige zetten van de breuk (repositie); 2. het ononderbroken fixeren van het gebroken bot in de verkregen stand, totdat de breuk vastzit; 3. het herstellen van de normale bewegelijkheid, omdat door de langdurige rust, die voor de genezing nodig is, de gewrichten verstijven en de spieren veel van hun kracht verliezen.

De repositie van een breuk moet pijnloos geschieden en bij ontspannen spieren. Krampachtig samengetrokken spieren houden de breukstukken in hun verkeerde stand. In het algemeen zet men een beenbreuk door krachtig trekken in de richting van de lengteas. Daar dit vaak niet voldoende is, beschikt een moderne heelkundige cliniek bovendien over een aantal toestellen om de breukstukken precies in de goede stand op elkaar te plaatsen. Met X-foto’s of met doorlichting wordt de stand der breukstukken tijdens het zetten gecontroleerd.

Na gelukte repositie wordt het gebroken lid in de goede stand gefixeerd door middel van een gipsverband, een rekverband of een operatie. De beste fixatie krijgt men met het gipsverband, dat door de Nederlandse officier van gezondheid Mattheysen in 1852 is uitgevonden en thans over de hele wereld gebruikt wordt. Toch zijn er beenbreuken, die beter genezen door voortdurende rekking. Het rekverband wordt in sommige gevallen met kleefpleisters aan de huid bevestigd; meestal geschiedt de rekking aan het bot zelf door een draad van roestvrij staal, die door het uiteinde van het bot geboord wordt en op een beugel wordt opgespannen (z.g. draadextensie, Door middel van een met gewichten belast koord, dat van het rekverband of van de beugel der draadextensie over een katrol aan het uiteinde van het bed loopt, wordt een gelijkmatige, voortdurende rekking op het gebroken lid uitgeoefend. Alleen wanneer het niet gelukt de breukstukken in de juists stand ten opzichte van elkaar te plaatsen of wanneer ze door gips- of rekverband niet in deze goede stand zijn te houden en telkens weer van elkaar afglijden, is de derde manier van bevestiging, de operatie, aangewezen. De breukstukken worden blootgelegd en in de juiste stand stevig aan elkaar bevestigd met metalen draden, kangoeroepezen, plaatjes en schroeven, of spijkers (fig. 9a en 9b tegenover blz. 489). Het vastspijkeren met spijkers van roestvrij staal is b.v. voor die breuken van de dijbeenhals, waarbij de kop van het dijbeen van de hals is afgebroken, de aangewezen methode van behandeling. In de laatste jaren worden ook dwarse schachtbreuken der lange pijpbeenderen wel met lange, in de mergholte gedreven spijkers gefixeerd.

Wanneer de beenbreuk vast zit, dan streeft men er naar de werking van de spieren en gewrichten weer op gang te brengen door massage, warmtetoevoer, bewegingsoefeningen e.d. De behandeling van de open, door een wond gecompliceerde beenbreuk zal bij de Oorlogschirurgie nog nader worden besproken.

Beenbreuken, die in slechte stand zijn genezen en daardoor bezwaren geven, en zeer zeker de beenbreuken, die niet tot genezing zijn gekomen, doordat om een of andere reden de vorming van callus onvoldoende is geweest en dientengevolge de breukstukken los van elkaar zijn gebleven, een toestand, die pseudarthrose heet, vereisen een operatieve behandeling. Het zijn juist de door oorlogsgeweld ontstane beenbreuken, die de meeste kans op pseudarthrose geven.

Bij de operatie van een niet vergroeide beenbreuk maakt men gaarne gebruik van een bottransplantatie, waarbij een stuk bot met een electrische cirkelzaag uit een gezond bot, meestal het scheenbeen, wordt gezaagd en als schakelstuk voor de bevestiging van de breukstukken gebruikt wordt.