I. wikkelen, omslaan, (om)hullen, inpakken, oprollen; wrapped in sleep (thought), in slaap (gedachten) verzonken; wrapped in his studies (pursuits), geheel opgaand in zijn studie, in zijn werk; wrap up, zie wrap; be wrapped up in, fig geheel opgaan in, geheel vervuld zijn van;
II. wrap up, zich inpakken;
III. (om)hulsel; omslagdoek, sjaal; plaid; overmantel.