Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 28-02-2022

gird

betekenis & definitie

I. steek onder water, hak, hatelijkheid;

II. pi in: gird at, spotten met, afgeven op, hakken op.

III. aan-, omgorden; om-, insluiten, omgeven, omsingelen; gird on, aangorden; gird round, ombinden; gird oneself (up), zich ten strijde aangorden; gird with power, bekleden met macht.

< >