Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Chuck

betekenis & definitie

I (zacht) kloppen, strijken, aaien; (weg)gooien; de bons geven; de brui geven van; chuck away, weg-, vergooien; chuck- out, eruit kaaien; chuck up, de brui geven van; de bons geven; chuck it!, schei uit!; II klokken;

III klopje, streek [onder de kin); aai; ruk; worp, geklok: tok-tok .

< >