Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

TURFSTEKEN

betekenis & definitie

in de Peel, maar ook in het westen van Brabant, is al vele honderden jaren turf gestoken, zeker al vóór 1430. In dat jaar wordt voor wat de Peel betreft voor het eerst over „torff” geschreven.

Vermoedelijk werd turf aanvankelijk uit kuilen gehaald, die zo diep werden gegraven, dat ze regelmatig leeggehoosd moesten worden, terwijl de turven gezet moesten worden op het vlakke veenveld. Later, toen de kennis van ontwatering was opgedaan, werd strooksgewijs gewerkt en stak men putten of banken over de hele breedte van een turfveld. De bovenste steken konden „in den droge” worden gewonnen. Dieper werd een richel van veen gehandhaafd om het buitenwater tegen te houden. Er kon dan 2 tot 3 steken diep zwarte turf worden gewonnen. Het zware werk was ook aan tijd gebonden.

Op Petrus en Paulus, 29 juni, moest het turfgraven beëindigd worden. Later gegraven turf werd niet meer goed droog. Men werkte meestal in ploegen van twee man, de steker en de zetter; er werd gebruik gemaakt van lage platte Peelkruiwagens. Een ervaren turfsteker kon met helper per dag tot 5000 turven winnen.De laatste turfsteker in de Deurnese Peel werd Jan van de Weijer (1923, Deurne). Er werd aanvankelijk zonder vergunning turf gestoken, later kwam er een pachtstelsel, ingevoerd omstreeks 1939. Vanaf 1982 werd het turfsteken een toeristische attractie.

Bron: M. Aerts, scr.; Brabant Pers, 4 juli ’83.