in de jaren dertig was er in verband met de economische recessie in Oss sprake van een terreur van losse, soms elkaar overlappende bendes. Eind 19de eeuw was er eveneens sprake geweest van een grote criminaliteit onder de lagere klasse van de bevolking.
De regering zette in de jaren ’30 een versterkte marechaussee-brigade in; deze ging echter verder met het onderzoek, ook bij de geestelijken en notabelen. De procureur-generaal baron Speyart van Woerden uit Den Bosch en minister Gording grepen toen in. In de pers en in de Kamer werd het aftreden van de burgemeester geëist en rehabilitatie van de marechaussee, maar zover kwam het niet. De brigade werd verplaatst. Er ontstond een rel, vooral door toedoen van enkele neutrale bladen en het blad van de NSB. met verwijten aan de geestelijkheid. De zaak-Oss ontstond doordat er op een fabriek mistoestanden werden ontdekt op zedelijk gebied, die een veroordeling van de directeur tot gevolg hadden.
Het kwam echter tot een anti-katholieke hetze, waartegen Brabantia Nostra fel in het geweer kwam. Bron: De Zaak Oss: Brabantia Nostra 1937.