Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

OETELDONK

betekenis & definitie

Tijdens de drie carnavalsdagen wordt 's-Hertogenbosch omgedoopt in „Ut Durp Oeteldonk", de stad vol jolijt en feestvreugde met veel zotten, verpakt in boerenkielen, 's Zondagsmorgens wordt op het bordes van het stadhuis de sleutel van Den Bosch door de burgemeester overhandigd aan de burgervaojcr van Oeteldonk, Peer van den Muggenheuvel.

Naar de herkomst van de naam Oeteldonk tast men nog in het duister, al worden er pogingen ondernomen om de oorspronkelijke betekenis te achterhalen. De naam komt al voor in 1882 tegelijk met de eerste Peer van den Muggenheuvel de eerste prins werd benoemd in het jaar 1883: in 1986 is zijn koninklijke hoogheid prins Amadeiro XXIII aan het bewind.

Het wapen van Oeteldonk dateert ook uit 1882: de drie kikkers op de balk zijn ontleend aan de drie kikkers uit het wapen van de familie Van Rijckevorsel: een lid van deze familie behoorde tot de oprichters van de Oeteldonkse club. De carnavalsclub ..de Kikvorsen” is de hofkapel van de prinsen Amadeiro's; aan de gevel van hun stamcafé hangt dan ook de zilveren Oetel. De kasteleinse is de in Den Bosch alom bekende „Moeder Hendrien”. De St. Jan. die een voorname plaats inneemt in de feestvreugde en waar de carnavalisten op de zondagmorgen samen een Eucharistieviering hebben, heeft twee ramen, waarin drie kikkers voorkomen: een in de Sacramentskapel en een aan de kant van de Parade. Verder lopen er ieder jaar in de optocht Oetels. padden en kikkers mee. zowel bij de grote als bij de kinderoptocht.

Tussen de twee wereldoorlogen in was er bijna een einde gekomen aan de drie dagen van jolijt door een motie, die in de gemeenteraad door ene Thijsen werd ingediend voor de afschaffing van carnaval, die met elf stemmen vóór werd aangenomen: doch een Bosschenaar zou geen Bosschenaar meer zijn als hij zich carnaval nog af liet nemen. Luttele jaren later was de gehele stad weer één zottemansspektakel.

Verder mag Knillis niet onvermeld blijven, „den eersten boer den besten”, uitkijkend over het feestgewoel vanaf zijn stellage op de markt. Er schijnt een echte Knillis te hebben bestaan, een boer uit Den Dungen. een marktkoopman van groenten en fruit, die altijd op een kistje stond omdat hij klein van stuk was: ook met carnaval stond hij daar, compleet met boerenkiel en een fles jenever en hoe ouder hij werd hoe meer kistjes hij nodig had; totdat hij in 1919 niet meer verscheen en naar zeggen bij het zoeken naar zijn boerenkiel van het kistje was gevallen en zijn nek had gebroken. Een heel andere Brabander dus dan Thijsen. die als de enige „dooie Bosschenaar” door het leven ging; nog steeds kent men m Den Bosch het lied „Er is maar éne dooie Bosschenaar, dat is Jan Thijsen maar”. Zie ook: Carnaval.